Het was in het derde jaar van mijn opleiding Maatschappelijk werk & Dienstverlening. Ik liep 32 uur stage per week, ik moest een dag naar school, trainde ik 4 tot 6 keer per week en had ik een baantje waar ik 2 tot 3 keer een paar uur heen moest. Achteraf niet heel gek dat mijn lichaam mij een halt aanriep. Ik ben denk ik nog nooit zo druk geweest als toentertijd… tot het niet meer ging.
De ziekte van Pfeiffer zorgde ervoor dat ik met de dag meer uitgeput raakte. Tijdens stage had ik steeds meer moeite om mijn ogen open te houden en zat tegen mijn slaap te vechten terwijl ik in gesprek was met jongeren. Dat kan niet en dat mag niet. Wat zouden de jongeren wel niet denken? Dat ik niet geinteresseerd ben in hun leven? Dat ik hen toch niet wil helpen?
Ondanks deze signalen trok ik niet snel genoeg aan de bel. Ik maakte mezelf wijs dat ik mij niet zo moest aanstellen. Ik kon niet stoppen met trainen, want ik ging net zo lekker. Daarnaast wilde ik niet mijn stagejaar overnieuw moeten doen, dus moest ik het afmaken. Vertraging hebben op school was toch zonde van mijn tijd. Ook wilde ik nog leuke dingen doen met mijn vrienden en daar was vaak geld voor nodig. Werk afzeggen was dus geen optie.
Met de kennis van nu geloof ik dat je lichaam zelf kan zeggen nu is het genoeg. Denk aan burn-outs bijvoorbeeld. Als je niet goed voor je lichaam zorgt en maar door blijft gaan is het een keer genoeg.
Van zoveel kanten werd er iets van mij verwacht. Ookal had ik deze verwachtingen me voornamelijk zelfopgelegd. Hoe erg was het eigenlijk om een jaar over te doen? Stel ik word 80 jaar, dan is dat ene jaartje op een leven van zoveel jaar toch niks? Toch wilde ik alle ballen koste wat het kost hooghouden.
Na een paar weken kon ik niet anders dan thuisblijven. Alle ballen die ik in de lucht probeerde te houden vielen een voor een op de grond. Ik zat thuis en kon niks meer. Wanneer ik boven iets moest pakken, moest ik eigenlijk meteen even bijslapen om weer energie te krijgen om de trap naar beneden te nemen. In de avond met mijn bakje kwark, was ik compleet buiten adem wanneer ik er wat fruit doorheen probeerde te roerde. Op dat moment realiseerde ik mij dat het echt niet goed was.
Wat was dit een zware en depressieve periode voor mij. Vrienden lekker naar festivals, ik thuis op de bank. Boksen was mijn enige uitlaatklep waar ik alles in kwijt kon. Aangezien lichamelijke beweging op dat moment voor mij een mission impossible was, had ik in deze periode geen uitlaatklep. Het herstel duurde en het duurde. Het leek wel een eeuwigheid. Ik heb meerdere momenten gehad dat ik huilend op de bank lag en dacht dat ik mij nooit meer fit zou gaan voelen en nooit meer kon doen wat ik leuk vind. Ook iets wat ik nooit bij mezelf had verwacht.
Van iemand die nooit stil zat, naar een zielig hoopje op de bank. Althans, zo voelde ik het. Het lukte mij vaak om positief te blijven, maar met enige regelmaat ook helemaal niet. Het niet kunnen doen wat je het liefste doet was verschrikkelijk, welke oorzaak daar ook aan ten grondslag ligt. Bij mij was het de ziekte van Pfeiffer, maar bij veel mensen zijn de oorzaken nog veel erger. Voor sommige mensen is de situatie uitzichtloos en die kunnen nooit meer doen wat zij het liefst deden.
Dan moet je als mens pas sterk zijn! Sterk zijn betekent ook jouw zwaktes soms toegeven en te delen met anderen.
De boodschap die ik mee wil geven is om ten alle tijden naar jouw lichaam te luisteren en goed voor je lichaam te zorgen (op zowel fysiek als mentaal vlak). Dit is erg moeilijk en wordt vaak erg onderschat. Het kan een “gevecht” worden tussen wat jouw lichaam nodig heeft en wat jouw hoofd graag wil. Ik heb dat “gevecht” indertijd verloren en ik ben een stuk langer dan nodig was uit de running geweest. Het luisteren naar jouw lichaam moet je ook leren, maar het is een van de belangrijkste leerscholen van het leven. Van jouw lichaam is er maar een en je krijgt geen nieuwe!